
De jaarlijkse kermissen zijn een begrip in Noord-Holland. Het feest is in tientallen dorpen en steden hét evenement van het jaar, waar velen maandenlang naar toe leven. Als het aan erfgoeddeskundige Karel Loeff ligt, wordt de kermiscultuur toegevoegd aan de lijst van immaterieel erfgoed. “Het is volkscultuur van de eerste orde.”
De kermistraditie stamt volgens historicus Lise Koning van het Noord-Hollands Archief al uit de middeleeuwen. In die tijd was de kermis nog verbonden aan de kerk. Het woord kermis is dan ook een verbastering van het woord kerkmis. Dat slaat op de wijding van de nieuw gebouwde kerk.
“Ieder jaar werd de kerk, of patroonheilige van de kerk, opnieuw geëerd. Dat ging gepaard met een jaarmarkt”, aldus Koning. Later, aan het einde van de middeleeuwen, groeide de kerkmis uit tot het huidige volksfeest waar generatie op generatie naartoe gaat.
Verdronken olifant in Muiden
Het vermoeden is dat de kermis ergens na 1023 vanuit Utrecht naar onze provincie is gekomen. “Maar het is moeilijk na te gaan. We weten wel dat er kermissen waren. In een vroege encyclopedie uit eind vijftiende eeuw, treffen we bijvoorbeeld een fictieve eenhoorn en koddig uitziende leeuwen, panters en een olifant aan, waarvan alleen de olifant realistisch is getekend. Olifant Hansken is in die tijd te zien op de kermissen in Nederland. Het dier komt jammerlijk aan zijn einde: hij verdrinkt in Muiden.”
De komst van de jaarlijkse kermis werd destijds niet door iedereen met enthousiasme ontvangen. Volgens Koning is het altijd gepaard gegaan met kritiek uit religieuze hoek. Vooral in de negentiende eeuw.
“Het was in die tijd niet moeilijk om aan drank te komen. In Amsterdam verkochten poffertjeskramen bijvoorbeeld punch en was het vooral de punch en het bier dat rijkelijk vloeiden. In 1892 staan naast de normale herbergen zeven biertenten op de Haarlemse kermis. Men nam het er dus echt van”, vertelt Koning.
Het is volgens haar dan ook niet vreemd dat dronkenschap en ordeverstoring een terugkerend probleem was. “Tegenstanders vonden de kermis te losbandig en onzedelijk.”
Volgens Koning werden daarom op sommige plekken de kermissen ingekort en op bepaalde plekken, waaronder Amsterdam (1875), Zaandam (1871), Hilversum (1899) en Heemstede (1890) zelfs afgeschaft.
Toch was de kermis voor velen ook een plek van ontspanning. Zo bood het de gewone Noord-Hollander de mogelijkheid even los te komen van het harde dagelijkse bestaan. “Als je kijkt naar de negentiende eeuw, dan zag je al dat hele families op de kermis afkwamen. Wat hen vooral aantrok was de drank en het vele eten”, vertelt Koning.
Volgens haar werden op de kermis uit die tijd ook mensen uit andere landen ten tonele gebracht, onder meer ‘bosjesmannen’, mensen uit Denemarken en een Rus met een lange baard. Ook was er een vlooiencircus en werden er wonderen van de natuur gepresenteerd: dikke mensen, dunne mensen en grote mensen.
Aantrekkingskracht
“Ook waren de eerste technische snufjes te bewonderen, zoals bijvoorbeeld de toverlantaarn. De voorloper van de film.” Met de komst van de industriële revolutie veranderden de bezienswaardigheden volgens Koning in meer geavanceerde attracties.
De kermis, die vaak enkele dagen tot weken duurde en meestal vanuit Den Haag richting onze provincie kwam, had een enorme aantrekkingskracht. “Bovendien zorgde de kermis voor een verbreding van de wereld voor ‘het gewone volk’.”
De aantrekkingskracht tot de kermis is er volgens erfgoeddeskundige Karel Loeff nog steeds. Vooral het versterken van het saamhorigheidsgevoel maakt de kermis volgens hem tot een unieke aangelegenheid. “De kermis is voor heel veel mensen een ontmoetingsplek. Het is elk jaar weer spannend wie je dit jaar nou weer gaat ontmoeten en hoe die ontmoeting ontstaat.”
Naast vriendschappen komen er op de kermis volgens Loeff al jarenlang relaties tot stand. “In plaatsen als Volendam geldt bijvoorbeeld dat veel gehuwde stellen elkaar op de kermis hebben leren kennen.”
Bron: NH Nieuws
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.